Zo maak je mij niet monddood
Ik ben opgejaagd wild, schrijft Ebru Umar die Turkije niet uit mag. „Ik kan maar op één manier handelen: de confrontatie.”
De advocaat die mij verdedigt doet iedereen in Kusadasi goedkeurend knikken: wow, dat is de beste. Ikzelf verwacht niet anders, ik ben gewend dat alles in mijn leven voldoet aan de hoogste eisen, middelmaat is niet aan mij besteed. En dat ik daarmee bevoorrecht ben, zal ik nooit ontkennen; laat niemand zeggen dat ik mijn leven niet waardeerde.
Maar in mijn hele leven heb ik niet vaak behoefte gehad aan een advocaat; behalve dan toen een aannemer dacht mij als pinautomaat te kunnen gebruiken. Of toen iemand me, na de moord op Theo van Gogh, 20 mille afhandig maakte. Opgelicht worden terwijl je in een depressie zit: het kan de beste overkomen.
En dan nu dit. Landarrest. Vrijheidsberoving.
Het druist in tegen alles wat ik gewend ben, wat ik ken en waar ik voor sta. En het maakt mij nóg duidelijker dat ik een Nederlander ben – iets waar ik nooit één seconde in mijn leven aan getwijfeld heb. Geen volk eigenwijzer, zelfstandiger en onafhankelijker dan het Nederlandse.
Mijn arrestatie verliep dan misschien keurig volgens het Turkse boekje, dat er een hoofdstuk in dat boek bijgeschreven gaat worden „hoe om te gaan met een Nederlander”, is evident. Er lopen in Kusadasi minstens dertig, zo niet veertig agenten rond die zich mijn houding tot in lengte der dagen zullen herinneren. Een vrouw die niet geïntimideerd raakt als agenten haar midden in de nacht komen ophalen en haar vasthouden zonder enige vorm van informatie te geven, die niets anders doet dan bellen en zonder terughoudendheid (=respect!) vragen stelt, en die ook na een nacht en dag detentie, na rond gesleept te zijn tussen drie locaties, denkt: ‘ik krijg jou nog wel’. Een vrouw die ondanks alles sympathie opwekt, respect afdwingt zo je wilt.
http://www.nrc.nl/nieuws/2016/05/03/zo-maak-je-mij-niet-monddood-1615233
Geen opmerkingen:
Een reactie posten