Als je niet wit bent en je spreekt je uit, dan
is heel vaak het allereerste wat je te horen krijgt: “Als het je niet
aanstaat, dan rot je toch op naar je eigen land”
Hoe zie jij jezelf eigenlijk, zie jij jezelf als Nederlander? Dat was
de vraag die mijn broer mij stelde en de directe aanleiding tot een
mooi en lang gesprek en tot het schrijven van dit stukje. Want het
antwoord is niet zo simpel als het in eerste instantie lijkt. Een jaar
of vijf geleden zou ik direct hebben gezegd: ik ben Nederlander. Maar
tegenwoordig lijkt dat antwoord niet langer overeen te stemmen met de
dagelijkse realiteit van mijn gevoel.
Steeds vaker besef ik dat ik geen “echte” Nederlander ben en dat in de ogen van heel veel mensen ook nimmer zal zijn. Natuurlijk ben ik op papier absoluut een Nederlander, want: geboren in Groningen en geen ander paspoort dan het Nederlandse. Toch voel ik mij niet langer verbonden met de Nederlandse identiteit. Waarom zou ik ook? Door mij actief en openlijk te mengen in de strijd tegen racisme, heb ik de afgelopen jaren enorme hopen verbale diarree over me heen gekregen. Dat schijnt er bij te horen en is blijkbaar het nieuwe “normaal”. Het overkomt iedereen die het lef heeft zich uit te spreken tegen het steeds zicht- en hoorbaarder racisme en de toenemende xenofobie.
‘Rot op naar je eigen land’
Als je niet wit bent en je spreekt je uit, dan is heel vaak het allereerste wat je te horen krijgt: “als het je niet aanstaat, dan rot je toch op naar je eigen land!” Het feit dat mijn eigen land Nederland is, maakt het dan best lastig. Het lijkt vaak alsof het zijn van “echte” Nederlander voor een sterveling het hoogst haalbare is. Wanneer je een andere etniciteit hebt, ben je al snel “verdacht” en wordt je geacht je woorden extra zorgvuldig af te wegen. Je moet er dan vooral rekening mee houden dat je geen dingen zegt waarvan een deel van je witte medelanders overstuur zou kunnen raken.
In Nederland heet het dat iedereen gelijk is. Mijn persoonlijke ervaring wijst echter uit, dat dat niet het geval is. Dat de vrijheid van meningsuiting in de praktijk vaak alleen telt indien het een mening is die door een groot deel van de bevolking wordt gedeeld. Een mooi voorbeeld daarvan is de situatie rondom Ebru Umar. Door het steeds weer keihard en publiekelijk aanvallen en demoniseren van onder andere vluchtelingen en moslims is zij “één van ons” geworden en nu ontvangt ze vanuit alle kanten steunbetuigingen. Je zou je ook heel eufemistisch kunnen uitdrukken en zeggen dat gebruikmaken van die vrijheid in een land dat alleen op papier een democratie is, wellicht niet van een al te grote slimheid getuigt.
Misschien is het juist wel heel slim en goed bedacht, want op deze manier ben je als modaal columnist verzekerd van de volle aandacht en heb je een situatie gecreëerd die je nog maanden kunt uitmelken en te gelde maken. Dat zou haar met haar column nooit zijn gelukt. Overigens wil ik daarmee uiteraard niet beweren dat Ebru haar dagen zou moeten slijten in een Turkse kerker, maar de openlijke en massale steun die zij ontvangt, contrasteert enorm met het gebrek aan steun voor anderen die gebruik maken van diezelfde vrijheid van meningsuiting.
Zwarte bladzijde
Ik ben met heel veel anderen van mening dat je, om de hedendaagse multiculturele samenleving te laten slagen, de nare en inktzwarte kant van het koloniale verleden moet benoemen, begrijpen en erkennen. Mensen die dit onder de aandacht willen brengen, worden echter al snel weggezet als herrieschoppers en beroepsactivisten of hen wordt verweten dat ze zich wentelen in het slachtofferschap. Dat slaat de discussie al bij voorbaat dood. Natuurlijk betekent de roep tot het erkennen en op de juiste manier bespreken in het onderwijs van dit koloniale verleden niet dat de huidige generatie verantwoordelijk is voor de door hun voorouders gepleegde wandaden. Ze moeten echter wel weten wat deze voorouders hebben gedaan en beseffen dat dit ook een grote rol speelt in het heden. De huidige generatie heeft namelijk wel degelijk de verantwoordelijkheid om niet voort te zetten wat de eerdere generaties in gang hebben gezet. De kolonisatie en de daaruit voortvloeiende bevoorrechte positie zijn feiten. Dat heeft niets te maken met het aanpraten van een schuldgevoel; het is wat het is.
Op 5 mei was bovenstaande wel even onderwerp van gesprek in de Bevrijdingsdaguitzending van DWDD. Adriaan van Dis citeerde daar uit het kortgeleden verschenen boek Roofstaat van auteur Ewald Vanvugt
Hoewel mooi en broodnodig dat dit item ter tafel kwam, maar doodzonde dat het dan toch weer een witte man is die het onder de aandacht brengt en het bespreekt vanuit een wit perspectief. Van Dis heeft het vanuit datzelfde perspectief over een “zwarte bladzijde”, terwijl er in de behandelde periode geen sprake was van ook maar één enkele “witte bladzijde”. Het zijn encyclopedieën vol wandaden en misdaden.
Waarom nodigt de redactie geen Afro-Nederlander uit die de zaak wél vanuit het juiste perspectief kunnen duiden? Deze deskundigen zijn volop voorhanden, en ik noem dan bijvoorbeeld: Philomena Essed, Bibi Fadlalla, Seada Nourhussen, Nancy Jouwe, Astrid Roemer, Clarice Gargard en Gloria Wekker. Met die laatste hadden ze het dan mooi over haar nieuwe boek kunnen hebben. Dat boek gaat immers enerzijds over de paradox tussen de gepassioneerde ontkenning van racisme en koloniaal geweld in onze samenleving. en anderzijds over de racistische agressiviteit en xenofobie. Dat zou een interessant gesprek hebben opgeleverd; leerzaam en pijnlijk confronterend ook en dat laatste is misschien de belangrijkste reden waarom zelfs het bespreken van racisme in de media vooral een witte aangelegenheid blijft. In gesprek gaan met de mensen die dagelijks onderhevig zijn aan zaken als racisme en de invloed die het koloniale verleden vandaag de dag nog heeft in de maatschappij, vereist de bereidheid om echt te luisteren. Niet direct te reageren en in de verdediging te schieten. De moed om objectief naar jezelf en je eigen gedrag te kijken.
Gelijkwaardigheid
Het lijkt me tijd om het idee van “DE” Nederlandse identiteit los te laten. Te gaan beseffen dat veel mensen met de Nederlandse nationaliteit hun geschiedenis en wortels vaak ook – deels – buiten Nederland hebben liggen. Dat die geschiedenis derhalve een onlosmakelijk deel van de Nederlandse geschiedenis uitmaakt. Ook deze Nederlanders zijn onderdeel van de Nederlandse samenleving en hebben daarmee invloed op de cultuur, tradities en gewoonten. Als je dus wilt dat mensen niet alleen Nederlander zijn, maar zich dat ook voelen, dan zal je ze als gelijkwaardig moeten zien en dienovereenkomstig behandelen.
Dat betekent dat zij net zoveel recht hebben op de vrijheid van meningsuiting als ieder ander. Dan geeft het geen pas om ze systematisch uit te sluiten en bij kritiek de mond te snoeren door deze te pareren met kreten als: “je hoeft hier niet te wonen” en “als het je hier niet bevalt, dan rot je toch op naar je eigen land”. Of – en dat is wellicht nog erger – wanneer mensen worden aangesproken op racistische uitspraken of gedrag, ze dit afdoen met de nummer één onder de dooddoeners: “maar ik zie geen kleur”. Een uitspraak waarmee deze witte mensen eigenlijk willen zeggen: “ik heb geen zin om naar jouw gezeur over racisme te luisteren, want ik ben een goed mens. Ik kan gewoon geen racist zijn.” In beide gevallen is de mogelijkheid tot het aangaan van een gesprek direct om zeep geholpen.
Terug naar de vraag van mijn broer “Hoe zie jij jezelf eigenlijk, zie jij jezelf als Nederlander?” en mijn antwoord daarop:
Ik ben Sandra. Ik ben een Nederlander van Afro-Surinaamse afkomst, ik ben onderdeel van de Afrikaanse diaspora. Ik ben hier omdat jullie “echte” Nederlanders vroeger daar waren en mijn voorouders tot slaaf maakten en nee, ik ga nergens naartoe. Ik ben al in mijn eigen land. Ik hoef mij niet aan te passen, ik pas immers al.
https://sweetlittledevill.wordpress.com/2016/05/19/echte-nederlanders/
Steeds vaker besef ik dat ik geen “echte” Nederlander ben en dat in de ogen van heel veel mensen ook nimmer zal zijn. Natuurlijk ben ik op papier absoluut een Nederlander, want: geboren in Groningen en geen ander paspoort dan het Nederlandse. Toch voel ik mij niet langer verbonden met de Nederlandse identiteit. Waarom zou ik ook? Door mij actief en openlijk te mengen in de strijd tegen racisme, heb ik de afgelopen jaren enorme hopen verbale diarree over me heen gekregen. Dat schijnt er bij te horen en is blijkbaar het nieuwe “normaal”. Het overkomt iedereen die het lef heeft zich uit te spreken tegen het steeds zicht- en hoorbaarder racisme en de toenemende xenofobie.
‘Rot op naar je eigen land’
Als je niet wit bent en je spreekt je uit, dan is heel vaak het allereerste wat je te horen krijgt: “als het je niet aanstaat, dan rot je toch op naar je eigen land!” Het feit dat mijn eigen land Nederland is, maakt het dan best lastig. Het lijkt vaak alsof het zijn van “echte” Nederlander voor een sterveling het hoogst haalbare is. Wanneer je een andere etniciteit hebt, ben je al snel “verdacht” en wordt je geacht je woorden extra zorgvuldig af te wegen. Je moet er dan vooral rekening mee houden dat je geen dingen zegt waarvan een deel van je witte medelanders overstuur zou kunnen raken.
In Nederland heet het dat iedereen gelijk is. Mijn persoonlijke ervaring wijst echter uit, dat dat niet het geval is. Dat de vrijheid van meningsuiting in de praktijk vaak alleen telt indien het een mening is die door een groot deel van de bevolking wordt gedeeld. Een mooi voorbeeld daarvan is de situatie rondom Ebru Umar. Door het steeds weer keihard en publiekelijk aanvallen en demoniseren van onder andere vluchtelingen en moslims is zij “één van ons” geworden en nu ontvangt ze vanuit alle kanten steunbetuigingen. Je zou je ook heel eufemistisch kunnen uitdrukken en zeggen dat gebruikmaken van die vrijheid in een land dat alleen op papier een democratie is, wellicht niet van een al te grote slimheid getuigt.
Misschien is het juist wel heel slim en goed bedacht, want op deze manier ben je als modaal columnist verzekerd van de volle aandacht en heb je een situatie gecreëerd die je nog maanden kunt uitmelken en te gelde maken. Dat zou haar met haar column nooit zijn gelukt. Overigens wil ik daarmee uiteraard niet beweren dat Ebru haar dagen zou moeten slijten in een Turkse kerker, maar de openlijke en massale steun die zij ontvangt, contrasteert enorm met het gebrek aan steun voor anderen die gebruik maken van diezelfde vrijheid van meningsuiting.
Zwarte bladzijde
Ik ben met heel veel anderen van mening dat je, om de hedendaagse multiculturele samenleving te laten slagen, de nare en inktzwarte kant van het koloniale verleden moet benoemen, begrijpen en erkennen. Mensen die dit onder de aandacht willen brengen, worden echter al snel weggezet als herrieschoppers en beroepsactivisten of hen wordt verweten dat ze zich wentelen in het slachtofferschap. Dat slaat de discussie al bij voorbaat dood. Natuurlijk betekent de roep tot het erkennen en op de juiste manier bespreken in het onderwijs van dit koloniale verleden niet dat de huidige generatie verantwoordelijk is voor de door hun voorouders gepleegde wandaden. Ze moeten echter wel weten wat deze voorouders hebben gedaan en beseffen dat dit ook een grote rol speelt in het heden. De huidige generatie heeft namelijk wel degelijk de verantwoordelijkheid om niet voort te zetten wat de eerdere generaties in gang hebben gezet. De kolonisatie en de daaruit voortvloeiende bevoorrechte positie zijn feiten. Dat heeft niets te maken met het aanpraten van een schuldgevoel; het is wat het is.
Op 5 mei was bovenstaande wel even onderwerp van gesprek in de Bevrijdingsdaguitzending van DWDD. Adriaan van Dis citeerde daar uit het kortgeleden verschenen boek Roofstaat van auteur Ewald Vanvugt
Hoewel mooi en broodnodig dat dit item ter tafel kwam, maar doodzonde dat het dan toch weer een witte man is die het onder de aandacht brengt en het bespreekt vanuit een wit perspectief. Van Dis heeft het vanuit datzelfde perspectief over een “zwarte bladzijde”, terwijl er in de behandelde periode geen sprake was van ook maar één enkele “witte bladzijde”. Het zijn encyclopedieën vol wandaden en misdaden.
Waarom nodigt de redactie geen Afro-Nederlander uit die de zaak wél vanuit het juiste perspectief kunnen duiden? Deze deskundigen zijn volop voorhanden, en ik noem dan bijvoorbeeld: Philomena Essed, Bibi Fadlalla, Seada Nourhussen, Nancy Jouwe, Astrid Roemer, Clarice Gargard en Gloria Wekker. Met die laatste hadden ze het dan mooi over haar nieuwe boek kunnen hebben. Dat boek gaat immers enerzijds over de paradox tussen de gepassioneerde ontkenning van racisme en koloniaal geweld in onze samenleving. en anderzijds over de racistische agressiviteit en xenofobie. Dat zou een interessant gesprek hebben opgeleverd; leerzaam en pijnlijk confronterend ook en dat laatste is misschien de belangrijkste reden waarom zelfs het bespreken van racisme in de media vooral een witte aangelegenheid blijft. In gesprek gaan met de mensen die dagelijks onderhevig zijn aan zaken als racisme en de invloed die het koloniale verleden vandaag de dag nog heeft in de maatschappij, vereist de bereidheid om echt te luisteren. Niet direct te reageren en in de verdediging te schieten. De moed om objectief naar jezelf en je eigen gedrag te kijken.
Gelijkwaardigheid
Het lijkt me tijd om het idee van “DE” Nederlandse identiteit los te laten. Te gaan beseffen dat veel mensen met de Nederlandse nationaliteit hun geschiedenis en wortels vaak ook – deels – buiten Nederland hebben liggen. Dat die geschiedenis derhalve een onlosmakelijk deel van de Nederlandse geschiedenis uitmaakt. Ook deze Nederlanders zijn onderdeel van de Nederlandse samenleving en hebben daarmee invloed op de cultuur, tradities en gewoonten. Als je dus wilt dat mensen niet alleen Nederlander zijn, maar zich dat ook voelen, dan zal je ze als gelijkwaardig moeten zien en dienovereenkomstig behandelen.
Dat betekent dat zij net zoveel recht hebben op de vrijheid van meningsuiting als ieder ander. Dan geeft het geen pas om ze systematisch uit te sluiten en bij kritiek de mond te snoeren door deze te pareren met kreten als: “je hoeft hier niet te wonen” en “als het je hier niet bevalt, dan rot je toch op naar je eigen land”. Of – en dat is wellicht nog erger – wanneer mensen worden aangesproken op racistische uitspraken of gedrag, ze dit afdoen met de nummer één onder de dooddoeners: “maar ik zie geen kleur”. Een uitspraak waarmee deze witte mensen eigenlijk willen zeggen: “ik heb geen zin om naar jouw gezeur over racisme te luisteren, want ik ben een goed mens. Ik kan gewoon geen racist zijn.” In beide gevallen is de mogelijkheid tot het aangaan van een gesprek direct om zeep geholpen.
Terug naar de vraag van mijn broer “Hoe zie jij jezelf eigenlijk, zie jij jezelf als Nederlander?” en mijn antwoord daarop:
Ik ben Sandra. Ik ben een Nederlander van Afro-Surinaamse afkomst, ik ben onderdeel van de Afrikaanse diaspora. Ik ben hier omdat jullie “echte” Nederlanders vroeger daar waren en mijn voorouders tot slaaf maakten en nee, ik ga nergens naartoe. Ik ben al in mijn eigen land. Ik hoef mij niet aan te passen, ik pas immers al.
https://sweetlittledevill.wordpress.com/2016/05/19/echte-nederlanders/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten